Ik ben opgegroeid in een rustig Pajots dorp waar het goed vertoeven was… op voorwaarde dat je meedeed met de rest, niet uit de pas liep. U kan dus al denken waar het fout liep….
Als kind van tweetalige ouders werd je al vlug als brusseleir nageroepen en met een pubertijd als de mijne was de enige vorm van escapisme een revolte tegen de mainstream van de ingebakken middelmatigheid.
Ik ging me dus anders gedragen, eerst omdat ik het wou, nadien omdat dit mijn roeping was. Ik kon ook voor het makkelijke pad kiezen maar ik zou liever branden in de plattelandse hel dan mijn ontluikende eigenheid te verloochenen.
Maar soms voelde ik toch nog in mijn hormonale groei de belemmering van mijn naam, niet omdat ik deze niet wou omarmen maar wel omdat ik verder wou gaan dan mijn lieve moeder zou appreciëren. Zo werkte ik aan een roman waarin ik al mijn emoties in kwijt kon en als ik mijn moeder vroeg om deze na te lezen op fouten kreeg ik maar een wenende smeekbede: maar ale jongen, waarom ben je zo ongelukkig?
Ik verafgodde mijn moeder en wou haar dus zeker geen verdriet aandoen vandaar het extrapoleren van mijn persoon, enter Juno. Onder deze benaming had ik geen grenzen meer want bij extreme emoties was ik niet die persoon maar mijn alter ego.
De bevrijding was een start voor o.a. mijn liefde voor de fotografie en mijn interesse voor kunst en vooral, het was de basis van de persoon die ik nu ben.
Was het opgroeien in mijn heimat een zegen of een hel? Waarschijnlijk beiden maar daarvoor niet zo van belang want groeien is niet een vrucht van de oorzaak maar wel het werk van jezelf ontdekken.
En wat mijn dorp betreft, soms moet een kind afstand nemen om de liefde van zijn omgeving terug te vinden.
Ik hou echt van jullie maar op een manier die beter werkt vanop een veilige afstand.